“Het is aannemelijk dat de kenmerken van exceptioneel en uitzonderlijk hoogbegaafde volwassenen in het verlengde liggen van de kenmerken die bekend zijn bij hoogbegaafdheid in het algemeen, maar mogelijk extremer en intenser aanwezig. Hoewel dit als positief dient te worden gezien, kunnen eventuele moeilijkheden die zij hierdoor ondervinden ook groter zijn.”
IHBV-leaflet, juli 2017
Zijn uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen anders dan hoogbegaafde kinderen?
Hoezo ‘uitzonderlijk’ hoogbegaafd? Zijn de kenmerken van uitzonderlijk begaafde kinderen dan niet dezelfde als die van ‘gewone’ hoogbegaafde kinderen?
Het antwoord hierop is genuanceerder dan enkel een ja of nee. De kenmerken van UHB kinderen zijn vergelijkbaar met die van hoogbegaafde kinderen, maar tegelijkertijd nog een pak specifieker. En met deze kenmerken ook de noden, die explicieter en extremer worden naargelang het kind in een hogere IQ categorie valt. Vooral de intensiteit en de asynchrone ontwikkeling wordt groter, naargelang we het over een ‘highly’, een ‘exceptionally’ of een ‘profoundly gifted’ kind hebben.
Over het algemeen kunnen we stellen dat UHB kinderen anders denken, voelen en leven. Ten opzicht van hun hoogbegaafde leeftijdsgenoten, kunnen we bij hen spreken over:
- Grotere asynchrone ontwikkeling
- Nog intenser gedrag en ervaringen
- Emotionele problemen liggen op de loer
- Het complexe is simpel en vice versa
- Zeer grote nood aan top-down leren
- Hun complexe geest heeft voortdurend uitdaging nodig
- Voelen zich nog meer ‘anders’
- Hebben peers nodig om zich optimaal te ontwikkelen
Grotere asynchrone ontwikkeling
Nog meer dan hoogbegaafde kinderen leren UHB kinderen op verschillende snelheidsniveaus. Door hun asynchrone ontwikkeling, evolueren zij nog eens anders dan HB kinderen. Hoe hoger het IQ, hoe groter de asynchroniteit.
Een 7-jarig UHB kind is bijvoorbeeld al in staat om een uitleg doen over de relativiteitstheorie van Einstein maar ondervindt tegelijkertijd nog moeilijkheden om z’n naam te schrijven of z’n veters te strikken. Of een 12-jarige UHB doorgrondt de Quantum Field Theory maar loopt vast op eenvoudige Nederlandse spellingsregels.
Sommige UHB kinderen ontwikkelen zich met grote sprongen binnen wiskunde, wetenschappen of talen of hebben een ontzettend grote computerkennis, maar ondervinden dan weer moeilijkheden met andere vakken of zijn daar gemiddeld in.
‘Exceptionally gifted’ kinderen ontwikkelen zich nog sneller dan ‘higly gifted’ kinderen, ‘profoundly gifted’ kinderen dan weer nog extremer. De cognitieve voorsprong wordt groter evenredig met het IQ.
Nog intenser gedrag en ervaringen
UHB kinderen kunnen nog intenser zijn dan hoogbegaafde kinderen. Ook hun eigen emoties ervaren zij nog een stukl intenser dan hoogbegaafde kinderen. Deze “overexcitabilities” kunnen zelfs extreme proporties aannemen.
Vaak is het juist dit gedrag dat onderwijzers of zelfs specialisten doet vermoeden dat er “iets anders” aan de hand zou zijn en worden hieruit bijvoorbeeld foutieve diagnoses als ADHD en ASS gesteld.
Zo kan een “profoundly gifted” kind misschien enorm beweeglijk zijn tijdens het leren. Binnen een schoolse omgeving veroorzaakt dit dan overlast in de klas en wordt het kind op z’n gedrag gewezen, met als gevolg dat de enorme capaciteiten van het kind niet worden gezien. Ook op emotioneel vlak kan een UHB kind veel meer prikkels ervaren en zaken intenser beleven. Dit kan uitbarstingen van verdriet of woede meebrengen in de klas, waardoor het kind als emotioneel jonger wordt ervaren “omdat het nog niet heeft leren omgaan met zijn emoties”. Het uitzonderlijk hoogbegaafde kind ervaart echter emoties die horen bij veel oudere leeftijden.
Emotionele problemen liggen op de loer
Door hun vaak extreem grote cognitieve voorsprong ervaren UHB kinderen vaak problemen op emotioneel vlak, zeker wanneer zij in een niet passende omgeving vertoeven.
Internationaal onderzoek wijst uit dat kinderen die wel de kans kregen om radicaal te versnellen op school (zijnde 3x of meer) een beter welbevinden én zowel een hoger academisch als sociaal zelfconcept hebben dan diegenen die maar 1x of helemaal niet versnelden. Zolang het onderwijssysteem in Vlaanderen de noden van deze kinderen niet erkent en radicale versnelling tegenhoudt, blijft de kans dat UHB kinderen meer problemen op emotioneel vlak kunnen vertonen dus zeer reëel.
UHB kinderen zijn ook vaak al bezig met onderwerpen die passen bij een kind van veel oudere leeftijd. Een 6-jarig kind dat over leven en dood kan filosoferen, is echter niet altijd emotioneel gereed om om te gaan met het overlijden van een familielid of bekende. Dit kan emotioneel probleemgedrag veroorzaken. Een 10-jarige die de werking van het heelal heeft doorgrond, kan tegelijkertijd moeilijkheden ondervinden om deze existentiële eindigheid van leven te plaatsen. UHB kinderen zijn vaak bang van hun eigen kennis of gedachten. Emotionele problemen of zelfs angststoornissen zijn UHB ‘ers dan ook vaak niet onbekend.
Het complexe is simpel en vice versa
Voor deze kinderen geldt dat het complexe = simpel, maar tegelijkertijd ook het simpele = complex.
Deze kinderen zijn in staat om ingewikkelde leerstof en inhoud snel en makkelijk te doorgronden. Tegelijkertijd verwachten zij, net door hun complexe en divergente manier van denken en redeneren, véél meer complexiteit bij eenvoudige vragen of opdrachten. Bij één enkel gegeven zien ze vaak zo veel verschillende aspecten dat ze op een simpele vraag of een makkelijke oefening soms het antwoord over het hoofd zien en een totaal verkeerd antwoord geven. Dit zorgt bij sommige leerkrachten of begeleiders voor misconceptie of verwarring. “Hoezo kan dit kind niet antwoorden op deze simpele vraag ? Dan is het zeker nog niet klaar voor moeilijkere zaken …”
Zeer grote nood aan top-down leren
Meer nog dan hoogbegaafde kinderen hebben uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen een grote nood aan een “top-down” leerstijl”: zij hebben het nodig eerst het grote geheel te zien in wat zij leren, met de mogelijkheid daarbinnen tot discussie en brainstormen, vooraleer zich de basisleerstof eigen te maken en de hiaten in de kennis op te vullen.
Onderwijs wordt vandaag de dag echter “bottom-up” en zeer gefragmenteerd gegeven (stukje per stukje meer en moeilijker en vanuit kleinere stukken leerstof langzaam naar het geheel). Uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen raken hierdoor in de war of geven het op omdat ze niet begrijpen waarom ze op school met bepaalde, voor hen saaie of niet relevante zaken bezig moeten zijn.
Hun complexe geest heeft voortdurend uitdaging nodig
Door hun complexe geest zijn UHB kinderen van nature uit niet in staat zich te concentreren of zich in te zetten voor taken die cognitief niet uitdagend genoeg zijn, inclusief repetitieve oefeningen of materiaal dat slechts in kleine hoeveelheden en tegen traag tempo wordt aangeboden. Hierdoor haken ze soms compleet af, vaak al in hun vroege schooljaren.
Voelen zich nog meer ‘anders’
Meer nog dan HB kinderen voelen UHB kinderen zich van zeer jongs af ‘anders’. Sommige van deze kinderen hebben in de kleuterklas al door dat ze “niet passen” bij hun leeftijdsgenootjes. Sommigen gaan hierdoor rebelleren of ontwikkelen probleemgedrag. Anderen leggen de schuld bij zichzelf en gaan zich ofwel zo hard aanpassen naar onder om niet op te vallen of ontwikkelen psychologisch gedrag als tics, stotteren, obsessief gedrag of zelfs depressies, omdat ze uitermate verward zijn door de voor hen absurde verwachtingen van hun schoolse omgeving. Deze kinderen kunnen zich vaak erg eenzaam voelen. Zelfs in gezelschap van hoogbegaafde kinderen kan een uitzonderlijk hoogbegaafd kind nog altijd het gevoel hebben ‘anders’ te zijn en kan het zich hierdoor extreem eenzaam voelen.
Hebben peers nodig om zich optimaal te ontwikkelen
Net omdat ze nog zo anders zijn dan hoogbegaafde kinderen en nog eens een eind verder van ‘de standaard’ af staan, hebben UHB kinderen een zeer grote nood aan ontwikkelingsgelijken (peers). Pas wanneer zij kunnen ervaren dat zij niet de enigen zijn die op deze manier ontwikkelen, kunnen zij hun eigen gedrag, gedachten, ervaringen en behoeftes in een juiste context plaatsen.
In regulier onderwijs is de kans op een peer in de klas (of zelfs maar in dezelfde school) echter zeer klein. In sommige scholen heeft zelfs nog nooit een UHB kind gezeten, zeker als het om kleinere scholen gaat. Peergroep-onderwijs of (buitenschoolse) UHB trajecten, kunnen een oplossing hiervoor bieden.
Conclusie
Jawel, de kenmerken van uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen zijn gelijkaardig aan die van hoogbegaafde kinderen. Toch zijn er nog altijd verschillen te vinden, die groter worden naargelang het UHB kind verder van ‘de standaard’ af staat. Op vlak van intensiteit, asynchrone ontwikkeling en leerbehoeftes zijn en ontwikkelen deze kinderen zich nog heel anders dan hoogbegaafde kinderen. Het is van belang deze verschillen te zien bij het kind en deze aspecten mee te nemen op vlak van begeleiding, opleiding én opvoeding van het uitzonderlijk hoogbegaafde kind in kwestie.