“Whetherdeserved or not, gifted education has long been accused of being elitist. Some have claimed that gifted students receive special treatment and that those children unable to pass entrance requirements to gifted programs fail to receive the same types of services.”
Steve Haberlin
Deel 1: Een confrontatie met de principes van inclusief onderwijs
Disclaimer: dit artikel pretendeert geen mening te formuleren of te verdedigen, maar bundelt een reeks van vragen die zich stellen naar aanleiding van “de verkenning van de onderwijsbehoeften van uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen“, het onderzoek van Expertisecentrum TALENT en KU Leuven.
Overzicht:
Inleiding
In een poging om de onderwijsbehoeften voor uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen in kaart te brengen, liet voormalig minister van onderwijs Weyts afgelopen jaar een onderzoek uitvoeren door het expertisecentrum Talent, en dat in het kader van het Project ‘Voorbeeldscholen voor Cognitief Sterk Functionerende leerlingen’. Eind april ’24 werd dit onderzoek, “Een verkenning van de onderwijsbehoeften van uitzonderlijk hoogbegaafde leerlingen” vrijgegeven.
Tijdens het onderzoek werden 6 medewerkers van Ankerscholen geïnterviewd, evenals 6 ouders van UHB kinderen en een groep van 8 begeleiders die bestond uit coachen, psychologen, onderwijsondersteuners en mentors. Aangezien volgens het onderzoek (p.26) ‘de ideeën uit de focusgroepgesprekken nogal uiteenlopend waren,’ werden nadien ook enkele experten uit het buitenland betrokken die via een online interview hun mening gaven over de voorstellen uit het onderzoek.
Wie het onderzoek doorspit, merkt al gauw dat de betrokken experten “geen van allen voorstander zijn van een aparte school voor deze leerlingen”.
De redenen hiervoor worden in het onderzoek bij de conclusies nog eens duidelijk op een rijtje gezet:
“Een aparte school voor deze groep zien de experten niet als beste oplossing om verschillende redenen. Er zal dan meer aandacht komen voor een testcultuur, die vooral door hoogopgeleide ouders die de nodige middelen hebben, gebruikt zal worden. Dit is een risico voor de leerlingen die vanuit kansengroepen misschien over het hoofd zouden kunnen worden gezien. Ook praktisch gezien zou zo een school moeilijk te organiseren zijn. Het aantal leerlingen dat hiervan gebruik kan maken per regio is bijzonder klein. Bovendien zou het de illusie kunnen wekken dat deze groep zeer homogeen is, terwijl ook deze groep leerlingen zeer divers is op gebied van interesses, vakdomeinen… De juiste begeleiders/leraren vinden voor zo een school kan ook een grote uitdaging zijn. Het draagvlak voor een aparte school kan waarschijnlijk moeilijker te realiseren zijn vanwege het elitaire kantje dat daaraan gekoppeld zou kunnen worden.”
Een elitair kantje …
Naast een aantal praktische redenen om niet voor apart onderwijs te gaan voor UHB leerlingen, wordt dus ook het ‘elitaire’ aspect van apart UHB onderwijs aangestipt. De tekst is voorzichtig en men gebruikt 4 werkwoorden achter elkaar om te duiden dat het elitaire aspect aan een aparte school voor UHB leerlingen “zou kunnen gekoppeld worden”.
Vanwaar komt dat idee dat apart onderwijs voor hoogbegaafden elitair zou zijn?
Een snelle online zoektocht naar ‘elitair hoogbegaafd onderwijs’ in meerdere talen, werpt al snel licht op de zaak. Jawel, het internet (en daarmee ook de maatschappij?) is er redelijk van overtuigd dat apart onderwijs voor enkel hoogbegaafden (over uitzonderlijk hoogbegaafden wordt zelfs nog niet gesproken) wel degelijk elitair zou zijn. Niet ‘zou kunnen zijn’, maar een trapje hoger. Bovendien – niet onbelangrijk in de maatschappij anno 2024 – gaat het willen van apart onderwijs duidelijk in tegen de inclusie-idee. Elitair onderwijs in een inclusieve maatschappij is volgens het internet een duidelijke no-go.
Zeitgeist
De tendens om onderwijs specifiek voor hoogbegaafden als elitair weg te zetten en hen als groep geen aparte plaats te geven binnen onderwijs is al langer zichtbaar. Het idee dat hoogbegaafden mee deel moeten uitmaken van één enkel schoolsysteem past in de Zeitgeist van de 21ste eeuw.
Vroegere onderwijsministers waren er van overtuigd dat deze groep leerlingen voldoende aan z’n trekken kwam binnen het bestaande onderwijs en dat het streven naar inclusief onderwijs net een goede reden was om apart onderwijs voor deze leerlingen compleet van de baan te vegen.
Voormalig onderwijsminister Vandenbroucke (Vooruit) blokte tijdens zijn ambtstermijn regelmatig vragen om uitleg van de verschillende Vlaams parlementsleden over hoogbegaafdheid af:
“Ik ben het ermee eens dat we in onze scholen aan deze jongeren, zoals aan alle jongeren, goed, uitdagend onderwijs moeten geven. Deze jongeren moeten dus een aandachtspunt zijn voor het beleid. Dat wil niet zeggen dat er voor deze jongeren aparte, specifieke beleidsmaatregelen moeten worden uitgewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat deze jongeren reeds zeer goed worden gevat dankzij een goede zorgbreedte van de scholen.”
Frank Vandenbroucke, Vlaams parlement (2008)
Ook zijn latere collega minister van onderwijs Smet (Vooruit) vond apart onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen ‘contradictorisch’ vanuit de inclusief onderwijs-idee en vond dat ‘scholen met hun reguliere en aanvullende middelen een antwoord kunnen bieden op de noden van deze leerlingen’:
“Ik vind het niet opportuun om speciale scholen voor hoogbegaafden op te richten. Door de ratificering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap heeft het Vlaams Parlement en de Vlaamse samenleving een keuze gemaakt om te evolueren naar een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus. Het zou contradictorisch zijn om voor kinderen en jongeren met een beperking te streven naar inclusief onderwijs en tegelijk voor de groep van hoogbegaafde leerlingen aparte scholen op te richten. Gewone scholen moeten van de bestaande mogelijkheden die ze hebben op het gebied van zorg en onderwijsorganisatie (flexibele trajecten) antwoorden kunnen bieden op de vragen van hoogbegaafde leerlingen.”
Pascal Smet, Vlaams parlement (2013)
Eenzelfde idee vonden we terug bij onderwijsspecialisten, zoals Wouter Duyck, die in 2015 nog meende dat “wat betreft de school er geen reden is om bezorgd te zijn over hoogbegaafden” en hierover het artikel Hoogbegaafden horen (ook) thuis in ons onderwijs schreef:
“De Standaard berichtte gisteren over de gelijktijdige start van twee privéscholen voor hoogbegaafden. Er broeit blijkbaar iets. De initiatiefnemers klagen dat hun kinderen in het reguliere onderwijs sociaal-emotioneel vast lopen, er zouden burn-outs en depressies zijn, en ze zouden net als topsporters nood hebben aan aparte scholen. De initiatiefnemers hebben zeker een punt dat ons onderwijs voldoende aandacht moet besteden aan begaafde leerlingen. Maar tegelijk toont onderzoek dat hoogbegaafden het qua school, carrière, en emotionele ontwikkeling typisch net wel goed doen. Ze hebben dan ook geen aparte scholen nodig.”
Wouter Duyck
Géén aparte scholen, dus, géén maatregelen nodig voor deze groep leerlingen, vanuit het idee dat onderwijs net méér inclusief moet zijn. Dit laatste veranderde tijdens de ambtstermijn van onderwijsminister Weyts (N-VA). In april 2019 werd het Voorstel van Resolutie betreffende de detectie, ondersteuning en begeleiding van zeer makkelijk lerende en (uitzonderlijk) hoogbegaafde leerlingen unaniem aangenomen in de plenaire vergadering van het Vlaams parlement en later omgezet in het Regeerakkoord van de Vlaamse Regering. In september 2022 werden een aantal ondersteunende maatregelen voor cognitief sterk functionerende leerlingen van kracht.
Wat betekent elitair?
Hoewel hoogbegaafdheid binnen de maatschappij de laatste jaren meer en meer aanvaard en besproken wordt, blijkt anno 2024 apart onderwijs voor hoogbegaafden nog altijd als ‘elitair’ beschouwd te worden. Daarom duiken we wat dieper in de materie. Want wat is ‘elitair‘ dan precies?
Letterlijk betekent het ‘van of voor de elite’. Naargelang de plek waar je zoekt, krijgt het woord ‘elite’ echter een licht andere betekenis. Zo stelt Wikipedia: een elite is een kleine groep in een maatschappij, met buitengewone kwalificaties of privileges, waardoor zij op een bepaald vlak de hoogste positie inneemt. Van Dale beperkt zich kort tot: “van, voor een select groepje”, terwijl het AI woordenboek van CHATGPT (2023) kiest voor deze beschrijving:
Elitair betekent exclusief, snobistisch of superioriteit uitstralend. Het beschrijft iets of iemand die zich superieur acht ten opzichte van anderen. Ook kan het verwijzen naar een groep of klasse die zichzelf als uitverkoren ziet en de neiging heeft om zich af te zonderen van andere groepen of sociale klassen.
Het idee van een eliteklasse of -groep die beter is dan anderen, komt voort uit historische structuren van macht en privileges, waarbij bepaalde groepen bevoorrechte toegang hadden tot onderwijs, rijkdom en invloed. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van elitair gedrag en attitudes. Hierdoor kunnen we ook begrijpen waarom het woord elitair in de volksmond ook verbonden is aan emoties en subjectieve kenmerken, zoals:
- Een verheven gevoel van eigenwaarde en superioriteit
- Een voorkeur voor exclusiviteit en het streven naar privileges
- Minachting voor mensen die niet tot dezelfde sociale klasse behoren
- De neiging om anderen op basis van uiterlijk, status of geld te beoordelen
- Het versterken van sociale barrières en het creëren van een gevoel van ongelijkheid
- …
Elitair onderwijs is dus in se onderwijs voor een klein, beperkt en bevoorrecht groepje. Zelfs zonder de groep hoogbegaafden bij het gegeven te betrekken, is elitair onderwijs op zich al bron geweest voor verhitte politieke en educatieve discussies. Voor velen staat ‘elitair onderwijs’ in de 21ste eeuw duidelijk ook recht tegenover inclusief onderwijs.
Inclusief onderwijs in een inclusieve samenleving
Om het concept van inclusief onderwijs te begrijpen, moeten we op zoek gaan naar de definitie van ‘inclusie’. Van Dale definieert het als de ‘toestand dat iedereen gelijke rechten en plichten heeft en volwaardig kan deelnemen aan het maatschappelijk leven’. In een inclusieve samenleving wordt ingezet op de participatie van iedereen: elk lid binnen die samenleving heeft een eigen aandeel en de ‘notie van wederkerigheid’ staat centraal. Die wederkerigheid verwijst naar een relatie of situatie waarin twee of meer partijen acties of diensten aan elkaar verlenen op een gelijke basis. Concreet houdt het in dat wat aan de ene partij wordt gegeven, ook aan de andere wordt gegeven in een wederzijds begrip of een overeenkomst. Gelijke rechten en gelijke kansen dus.
Maar vanwaar komt dit inclusie-idee precies?
Millenniumdoelstellingen
We duiken even de geschiedenis in. De term ‘inclusieve samenleving’ duikt voor het eerst op aan het einde van de 20ste eeuw, tijdens discussies in de marge van de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Deze Millenniumdoelstellingen zijn een reeks concrete engagementen waar 189 landen zich verbonden om wereldwijd de armoede, honger, ziekte en ongelijkheid sterk te verminderen. Op de Wereldtop voor Sociale Ontwikkeling in maart 1995 werd het creëren van een inclusieve samenleving, ‘een samenleving voor iedereen’, als een van de belangrijkste doelen van sociale ontwikkeling gezien. Hoewel de term oorspronkelijk werd ontwikkeld binnen de context van ontwikkelingswerk in het Zuiden, nam de rest van de wereld het begrip van een inclusieve samenleving over.
Onnodig te zeggen dat diversiteit en inclusie de uitdagingen van de nieuwe tijd zijn. Onze Westerse samenleving is anno 2024 waarschijnlijk meer divers dan ooit. Dit beperkt zich niet louter tot een diversiteit aan achtergronden, culturen, religies en identiteiten, maar spreidt zich ook uit op vlak van intelligentie, competenties, meningen, voorkeuren, opvattingen … kortom op alle niveaus van de moderne mens.
Een inclusieve maatschappij is een maatschappij waarin mensen met verschillende geloofsovertuigingen (of geen geloof), tegengestelde ideologieën, uit verschillende klassen of sociale groepen, met diverse seksuele oriëntaties, kunde of beperkingen, … zich ingesloten voelen. Een inclusieve samenleving zorgt ervoor dat alle leden van die samenleving zich geaccepteerd en van waarde voelen.
Volgens deze ideeën is inclusief onderwijs een regelrecht gevolg – en zelfs voorwaarde – van een inclusieve maatschappij.
Inclusief onderwijs
UNIA – interfederale openbare instelling die discriminatie bestrijdt en gelijkheid bevordert – noemt inclusief onderwijs de “springplank naar een inclusieve samenleving“. Een school waar iedereen zich thuis voelt, is volgens hen een belangrijke stap naar een samenleving waar iedereen meetelt en voorkomt ook dat bepaalde leerlingen, zoals leerlingen met een handicap, uitgesloten worden. Unia verwijst hiervoor naar onderzoek waaruit blijkt dat les volgen in een apart schoolsysteem de sociale inclusie van leerlingen met een handicap in de weg staat. En dat zowel tijdens de schoolloopbaan als erna.
Hoogbegaafden staan niet meteen op het prioriteitenlijstje van UNIA. Deze groep leerlingen komt in hun rapport “Naar een Inclusief Onderwijssysteem in België” niet aan bod, tenzij als deel van het geheel aan leerlingen die mee deel uitmaken van het inclusieve onderwijssysteem. Pas in hoofdstuk 2.1.3, “Inclusie betekent kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen”, worden ze bij naam vernoemd onder de term ‘sterkere leerlingen’ die – kort door de bocht gezegd – voldoende uitgedaagd kunnen worden in een inclusieve klas zelf a.d.h.v. ‘bijkomende uitdagende oefeningen‘:
“Inclusie betekent kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen of “education for all”. Het gaat dus om veel meer dan de onderwijsnoden van leerlingen met een handicap. Het vereist een pedagogie die het kind centraal stelt, élk kind. Volwaardige inclusie in het onderwijs komt dan ook alle leerlingen ten goede, ongeacht hun handicap, migratieachtergrond, taalachterstand, sociaal-economische status enzovoort. Inclusie betekent bovendien dat ook wordt tegemoetgekomen aan de specifieke onderwijsbehoeften van sterkere leerlingen. Zo kan voor hen gedifferentieerd worden door hen bijkomende uitdagende oefeningen te geven in de klas. Een inclusief onderwijssysteem gaat namelijk uit van diversiteit. Er is geen “one size fits all”, diversiteit is de norm in de praktijk en dat moet zo weerspiegeld worden in het beleid en de onderwijsmethodes.“
Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH)
Om de rechten en waardigheid van personen met een handicap of beperking te beschermen, nam op 13 december 2006 de Verenigde Naties het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) aan. Vlaanderen ratificeerde dit verdrag in 2009. Hiermee nam Vlaanderen, net als de andere lidstaten, de verplichting op zich om inclusie te realiseren in àlle domeinen van het leven. Voor het beleidsdomein onderwijs bepaalt artikel 24 van het VRPH dat elke lidstaat een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus moet waarborgen, om zo het recht op onderwijs van leerlingen met een handicap zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken.
Om de implementatie van deze inclusieve onderwijssystemen te organiseren en te ondersteunen, werd in Europa een onafhankelijke organisatie in het leven geroepen, die fungeert als samenwerkingsplatform voor de ministeries van Onderwijs van de deelnemende landen: EASNIE.
European Agency for Special Needs and Inclusive Education
EASNIE (European Agency for Special Needs and Inclusive Education) is een onafhankelijke organisatie die gefinancierd wordt door niet alleen de Europese Commissie, maar ook door de ministeries van onderwijs in haar lidstaten, Vlaanderen incluis. EASNIE richt zich, volgens hun eigen website, op het “ondersteunen van de ontwikkeling van inclusieve onderwijssystemen om het recht van elke leerling op inclusieve en rechtvaardige onderwijskansen te waarborgen”.
Cor Meijer, Managing Director van EASNIE vindt inclusief onderwijs in Europa niet langer een streven, maar noemt het “de marsrichting”. In een interview door Klasse, zegt hij:
“Alle EU-landen, inclusief Vlaanderen, spraken samen af: inclusief onderwijs is een topprioriteit, en met de hulp van het EASNIE gaan we dat waarmaken.”
‘Geslaagd’ inclusief onderwijs vraagt volgens Meijer grote stappen. Inclusief onderwijs betekent namelijk dat élke leerling kwalitatief onderwijs volgt in zijn eigen omgeving, samen met leeftijdsgenootjes.
“Als je vertrekt van het idee dat wie ‘anders’ is ook naar een andere school moet, kantelen de dominosteentjes al snel richting het buitengewoon onderwijs. Er ontstaan steeds meer nieuwe ‘labels’: in Nederland zaten ze op een bepaald moment aan 13 types buitengewoon onderwijs. Een aparte school voor elk labeltje, dat kan toch niet de bedoeling zijn?”
EASNIE heeft tal van documenten online staan, die inclusief onderwijs ‘dichter bij scholen en leerkrachten moeten brengen’. In enkele van hun recente documenten worden hoogbegaafden af en toe bij naam vernoemd. Ook hier maken ze deel uit van het inclusief onderwijsplaatje en vallen ze meestal onder termen als ‘aandacht voor hoogbegaafde leerlingen’ en ‘differentiatie en individualisatie‘. In een inclusief schoolsysteem worden hoogbegaafden voldoende gedifferentieerd binnen de klas.
Commissie Inclusief Onderwijs
In Vlaanderen boog afgelopen jaar een ‘Commissie Inclusief Onderwijs’ zich over het gegeven hoe inclusief onderwijs hier kan geïmplementeerd worden. In het decreet over leersteun (mei 2023) werd de opdracht gegeven aan een onafhankelijke commissie van experten, academici, onderwijsprofessionals en ervaringsdeskundigen om “een advies te formuleren over een evolutie naar inclusief onderwijs en de rol van gewoon en buitengewoon onderwijs”. Dit advies werd gebundeld in het rapport “Evolutie naar scholen voor iedereen” (2024).
Het rapport buigt zich vooral over de opdeling tussen gewoon en buitengewoon onderwijs in het Vlaamse leerplichtonderwijs en hoe inclusief onderwijs deze historisch gegroeide opdeling teniet kan doen door “naar één onderwijssysteem te evolueren waarin ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften onderwijs kunnen volgen in een school naar keuze”.
“Als we erin slagen om een inclusief onderwijssysteem op te zetten waarbij alle leerlingen de juiste onderwijsaandacht krijgen, leggen we een breed fundament voor een inclusieve samenleving. Het wordt dan een vanzelfsprekendheid dat alle kinderen, alle mensen, met alle verschillen en gelijkenissen die er zijn, gewaardeerd worden en op hun eigen manier deel uitmaken van en bijdragen aan de samenleving.”
Hoewel het rapport zich vooral focust op de inclusie van leerlingen met een handicap of leerstoornis, kunnen in principe de conclusies ook geëxtrapoleerd worden naar leerlingen met ‘andere’ of extremere leernoden:
“De commissie is er zich van bewust dat niet elke leerling meegenomen kan worden in het gemeenschappelijk curriculum. Er zal steeds een kleine groep leerlingen zijn voor wie een individueel aangepast curriculum opgemaakt moet worden. Als het onderwijs zo georganiseerd wordt dat het grote merendeel van de leerlingen op een efficiënte manier meegenomen wordt in het gemeenschappelijk curriculum, moet er reële en mentale ruimte vrijkomen om voor een kleine groep leerlingen af te wijken van de onderwijsdoelen en aanpassingen te voorzien.”
Om aan de meeste ondersteuningsnoden tegemoet te komen, moet volgens het rapport elk schoolteam uitgebreid en versterkt worden tot een multidisciplinair team. Dit team – bestaande uit diverse onderwijsprofessionals zoals leerkrachten, leraar-assistenten, paramedici, leerkrachten met expertise rond specifieke onderwijsbehoeften, interne ondersteuners, … – draagt dan samen de verantwoordelijkheid voor kwaliteitsvol onderwijs voor élke leerling.
In hoofdstuk 6 van het rapport wordt een tijdspad uitgewerkt waarbinnen een inclusief onderwijssysteem uiteindelijk wordt gerealiseerd tegen 2040.
Cognitief sterk functionerende leerlingen worden in het rapport pas in de conclusies (p73) genoemd. Ze maken mee deel uit van de groep leerlingen met ‘extra zorgvraag’:
“Tegelijkertijd probeert de commissie met dit advies een antwoord te bieden op heel wat actuele uitdagingen in het onderwijs: schooluitval, uitsluitingen, ondersteuning voor leerlingen met een handicap, de zorgvraag van cognitief sterk functionerende leerlingen, meertalige leerlingen, … Hoge verwachtingen stellen voor iedereen is essentieel. Inclusief onderwijs is enkel realiseerbaar als we vertrekken van kwaliteitsvol onderwijs, waarbij een kennisrijk curriculum centraal gesteld wordt dat op een didactisch efficiënte wijze wordt onderwezen.”
Praktische aanbevelingen hoe om te gaan met deze cognitief sterk functionerende leerlingen in een inclusief onderwijssysteem komen in het rapport niet aan bod.
Lees verder in deel 2 van dit artikel: “Gevolgen van inclusief onderwijs voor hoogbegaafden”
Met daarin onder andere volgende thema’s:
- Gevolgen van inclusief onderwijs voor hoogbegaafden
- Flexibele leerlingen of flexibele scholen?
- Onderwijsaanpassingen
- De uitzonderingen van de uitzonderingen
- Wanneer wordt onderwijs elitair?
Verschijnt binnenkort!